Er zijn steeds minder melkkoeien in Nederland, maar in Friesland was het afgelopen decennium sprake van groei. De landbouw staat er in Friesland ook beter voor. Dat blijkt uit onderzoek van de universiteit van Wageningen.
Zo is de Friese boer met een leeftijd van 55 een jaar jonger dan de gemiddelde Nederlandse boer. Een lagere leeftijd biedt volgens het onderzoek meer perspectief op opvolging. Dit is een van de kenmerken waarmee de universiteit de vitaliteit van de Friese landbouw onderzocht. In opdracht van de provincie Fryslân werd de staat van de landbouw in beeld gebracht en een schets gegeven van de belangrijkste ontwikkelingen tussen 2010 en 2021. Om in beeld te brengen hoeveel boerenbedrijven er op termijn mogelijk gaan stoppen werd gekeken naar het aantal boeren van boven de 55 zonder zicht op opvolging. Dat zijn er in Friesland 1213, oftewel 29 procent van het totaal. Landelijk ligt het percentage stoppers 16 procent hoger.
De Friese landbouw is volgens het onderzoek bovengemiddeld economisch vitaal. Het verdienvermogen is iets hoger en er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd. Zo kwamen er meer melkkoeien ondanks de afname van het aantal bedrijven. Onder meer vanwege de invoering van het fosfaatrechtenstelsel ruim vijf jaar geleden nam het aantal koeien tussen 2010 en 2021 landelijk af met 5 procent, maar in Friesland groeide het juist met 3 procent. Deze intensivering zorgde ervoor dat de hoeveelheid koeien per hectare ook omhoog ging. Dit wordt uitgedrukt in grootveeeenheden (GVE) waarbij vier stuks jongvee gelijk staat aan één volwassen koe. Waar in 2010 nog 52 procent van de boeren onder de twee GVE per hectare zat was dit in 2021 nog 46 procent.
Deze ontwikkeling staat op gespannen voet met de afbouw van de derogatie, de uitzonderingspositie voor Nederland om meer mest uit te rijden. Veruit de meeste boeren, 78 procent zijn nu nog grondgebonden. Dat betekent dat ze de mest op hun eigen bedrijf kwijt kunnen. De grens voor grondgebondenheid ligt nu met maximaal 240 kilogram stikstof per hectare ongeveer bij 2,3 GVE per hectare. Vanaf 2026 wordt dit 170 kilogram wat neer komt op anderhalf GVE per hectare. Daar zit slechts 9 procent van de Friese boeren onder, vergelijkbaar met het landelijke gemiddelde wat betekent dat vanaf 2026 de meeste boeren hun mest moeten afvoeren. In 2011 was dat nog 11 procent.
Lagere leeftijd biedt meer perspectief op opvolging ,,Intensivering is wel een indicator voor economische vitaliteit”, zegt onderzoeker Herman Agricola die het rapport opstelde. ,,Het botst alleen wel met andere belangen.” Hij wijst hiervoor onder meer naar het waterschap aangezien ook in de akkerbouw sprake was van intensivering wat van invloed kan zijn op de waterkwaliteit en de lichte groei van het aantal koeien per hectare in het veenweidegebied. ,,Dat levert weer spanningen op met de wens het peil te verhogen in de strijd tegen veenoxidatie.” In andere provincies werd in plaats van intensivering de afgelopen jaren ook vaak gekozen voor verbreding – door andere activiteiten erbij te doen, zoals zorg of recreatie. Toch is de Friese melkveehouderij, die bijna twee derde van de landbouw beslaat, nog altijd minder intensief dan gemiddeld.
Bron: Leeuwarder Courant
Gepubliceerd: 06-10-2023